Van het jaar 1000 tot omstreeks 1550 is Gent één van de belangrijkste steden van Europa. Gent is groter dan Londen en moet alleen Parijs ‘boven’ zich dulden. De 60.000 inwoners die de stad in de 14e eeuw telt, staan heel erg op hun rechten: graven en vorsten mogen aan den lijve ondervinden dat de trotse en rebelse Gentenaar zijn verworven privileges en vrijheden niet zonder slag of stoot weer afgeeft.
Tot aan de Guldensporenslag in 1302 heersen een aantal families van rijke kooplui over de stad. Omdat ze meestal de zijde van de Franse koning tegen de graaf van Vlaanderen kiezen, krijgen ze van het volk de scheldnaam Leliaerts, afgeleid van de lelie op het Franse wapenschild. Als de ambachten en gilden de volgende jaren meer politieke macht verwerven, krijgt Gent een democratischer bestuur.
Omdat Engeland de invoer van grondstoffen voor de levensbelangrijke textielnijverheid blokkeert, kiest Gent tijdens de Honderdjarige Oorlog (noodgedwongen) de zijde van Engeland (1338-1345). Jacob van Artevelde, een rijke lakenhandelaar, neemt de leiding van het verzet tegen graaf Lodewijk van Nevers, vazal van de Franse koning. In 1345 wordt de ‘wijze man’ door zijn stadsgenoten vermoord. Dat zijn belang niet te onderschatten valt, blijkt uit het feit dat Gent nog altijd de Arteveldestad wordt genoemd.
Gent moet haar verbond met Engeland opgeven en de koning van Frankrijk erkennen. In 1407 wordt de zetel van de Raad van Vlaanderen, het hoogste rechtscollege van het Graafschap, van Brugge naar het Gravensteen overgebracht. Nederlands wordt de voertaal.
Doorheen de eeuwen blijven de Gentenaars hun reputatie van koppigaards en dwarsliggers trouw. Zelfs tegen hun eigen prinsenkind, Keizer Karel V, komen ze in opstand. Maar dat is een brug te ver: de Gentenaars worden publiekelijk vernederd en de Klokke Roeland, symbool van de Gentse zelfstandigheid, wordt uit het Belfort verwijderd. De eens zo machtige stadsstaat zit letterlijk en figuurlijk op z’n knieën. En toch: de fiere Gentenaar boog wel, maar kraakte niet. Stroppendrager wordt een geuzennaam.
Ook economisch gaat het stilaan minder goed. De stad verliest haar doorgang naar de zee en de bevolking halveert. Pas in de tweede helft van de 18e eeuw volgt een economische heropleving. Onder Hollands bewind krijgt Gent in 1816 een eigen universiteit. Als herinnering hieraan werd op de reep een standbeeld van koning Willem I, stichter van de universiteit, onthuld. In 1826 wordt de stad weer een zeehaven, dankzij het kanaal Gent-Terneuzen.
En Gent blijft tegen de stroom invaren: bij de onafhankelijkheidsstrijd van België kiezen vele inwoners de zijde van het Nederlandse Huis van Oranje. Later wordt Gent de eerste grote industriepool op het vasteland. Mede daardoor ontstaan hier ook de socialistische beweging en de eerste syndicale bewegingen.
In 1913 toont Gent zich van zijn beste zijde tijdens de Wereldtentoonstelling. Omdat het tijdens de wereldoorlogen weinig last heeft van bombardementen blijft het culturele erfgoed tot op vandaag grotendeels behouden.
En dat kun je met eigen ogen komen vaststellen…