De stationsbuurt is een redelijk nieuwe wijk. Op het schilderij ‘De Meersstraat in Gent’ van Xavier De Cock zien deze wijk in 1862. Toen was dit nog landelijk gebied dat zich buiten de stadsmuren bevond. Heel het gebied viel onder de Sint-Pietersabdij. Er bevond zich een kleine parochie ‘Sint-Pieters-Aalst’. Na het slopen van de stadsomwallingen breidde Gent uit. Begin de 20ste eeuw werd dit gebied verder geürbaniseerd.

1,7 km - 2300 stappen

Station Gent-Sint-Pieters

 Het St. Pietersstation werd in neo-gotische stijl ontworpen door architect Louis Cloquet (ook de ontwerper van o.a. St. Michielsbrug en de De Post aan de Korenmarkt) en gebouwd in aanloop naar de wereldtentoonstelling van 1913.

Een eerste versie van een houten St. Pietersstation stond in wat nu het Delphine Boël park is. Veiligheidsproblemen en een nakende wereldtentoonstelling noopten tot het bouwen van een groter station en het leggen van de sporen op een hoge berm met onder doorgangen voor de kruisende wegen. In het oorspronkelijk ontwerp van Cloquet was het stationsgebouw een verdieping hoger. De beoordelingscommissie vond dat je bij aankomst in Gent vanop het perron meteen de typische Gentse skyline met 3 torens moest kunnen zien. In de inkomhal is nog duidelijk dat het station een visitekaartje was voor de wereldtentoonstelling 1913. De belangrijkste Belgische steden worden er in schrafitto kunstwerken gepromoot. In de pandgang links, recht over de uitgang van de apotheek binnenin het station, kan je zien hoe een schrafitto kunstwerk laagje per laagje opgebouwd wordt. Het borstbeeld op de 1e verdieping in de inkomhal is van Anseele sr., de Gentse grondlegger van het socialisme in België.

Station Gent-Sint-Pieters

K. Maria Hendrikaplein (Flandria Palace Hotel)

Het Flandria Palace Hotel werd speciaal voor de WT1913 gebouwd en had 600 kamers. Het hotel was echter pas een maand na de opening van de WT1913 klaar, hierdoor miste het hotel heel wat boekingen en ging failliet. Tijdens WOI deed het gebouw dienst als hospitaal voor gewonde soldaten. Enkel het hoofdgebouw van het hotel werd opgetrokken in solide materiaal en heeft de tand des tijds overleefd. Prof. Magnel kreeg het gebouw toegewezen door Anseele om er zijn eerste experimenteel labo voor betontechnologie te vestigen. Nadien werd het, en ook vandaag nog, als kantoorruimte gebruikt door de NMBS.

Neem rechts van het Flandria Palace Hotel de P. Clementinalaan.

Prinses Clementinalaan

De Prinses Clementinalaan is in 1905 aangelegd. Ze is als het ware een uitstalraam voor de architecten uit de Belle Epoque. Daarom zijn er ook heel wat architectenwoningen te vinden. Bij Koninklijk Besluit was vastgelegd dat elke woning een voortuin moest bezitten, afgesloten door een smeedijzeren hekken. Ondanks deze bepaling vormt de straat een unieke kijk op de verschillende bouwstijlen uit het begin van de 20ste eeuw.

Stap de straat in. Aan de linkerkant vind je de nummers 173 en 175.

Prinses Clementinalaan

P. Clementinalaan 173 / 175

Nummers 173 en 175 zijn beiden architectenwoningen. Links (173) woonde Ferdinand Dierkens, bekend van de Socialistische ‘Vooruit’-gebouwen. Zijn woning ademt de grandeur van deze feestpaleizen en sluit aan bij de ‘Beaux arts-architectuur. Bemerk het zittend puttofiguurtje (het engeltje) op het portaal. De bovenvensters met glas-in-lood en kleurrijke fries uit mozaïek onder de kroonlijst verwijzen al naar de Art Nouveau. Zijn rechterbuurman (175) was Edgard Van Hoecke- Delmarle. Hij ontwierp dit monumentale art- nouveauhuis, compleet met geglazuurde tegels, een groot halfcirkelvormig bel- etagevenster, een sierlijk deurvenster. De beglaasde erker wordt ondersteund door smeedijzeren consoles in de vorm van vogels.

Wandel verder de Prinses Clementinalaan af. Aan de overkant van de straat stop je aan nummer 86.

P. Clementinalaan 86 (Villa Elisabeth)

Leon De Keyser ontwierp in 1909 dit burgerhuis in art nouveau. Zoals je boven de deur kunt lezen, werd het Villa Elisabeth genoemd. Het huis is opgetrokken in geglazuurde baksteen en heeft verschillende versieringen. We treffen een tableau met de villanaam, een allegorie van de lente,       twee panelen met papegaaien en boven het drielicht pauwenmotieven.

Wandel verder de straat af naar huisnummer 20.

P. Clementinalaan (Villa Elisabeth)

P. Clementinalaan 20

Een laatste fraai voorbeeld van de Art Nouveau vormt de eigen woning van architect Urbain Crommen (1910). De hoefijzervormige beneden vensters en het fraai boogvormig drielicht op de bovenverdieping zijn heel opvallend. Bekijk zeker ook het tegeltableau dat versierd is met de typische beroepssymbolen uit zijn tijd: schietlood, passer en tekendriehoek.

Aan het einde van de straat loop je rechts onder het viaduct. Neem links voor je de Onafhankelijkheidslaan. Geniet van de verschillende prachtige woningen en stop aan het kruispunt met de Congreslaan.

P. Clementinalaan 20

Onafhankelijkheidslaan/Congreslaan

Hier aan het begin van Congreslaan bevond zich in 1913 de voornaamste ingang tot het Expoterrein. In 1909 werd Oscar van de Voorde officieel als architect van de Wereldtentoonstelling aangesteld. Hij was verantwoordelijk voor het algemene plan van de aanleg. Vooral in het centrale deel van de terreinen - nu de wijk voor je, rond het Paul de Smet de Naeyerplein - viel een planmatige aanleg sterk op. Het STAM - het stadsmuseum van Gent  -  maakte  een  3D-reconstructie van deze plek. Scan  de QR-code en waan je terug in 1913!

QR code 

 

 

 

 

 

Wandel de Congreslaan in tot aan het Paul de Smet de Naeyerplein.   

Congreslaan 40 & Paul de Smet de Naeyerplein 1-3

Na de Expo brak de eerste wereldoorlog uit. Het duurde tot 1926 voor de verkavelingsplannen van de voormalige Expo terreinen werden goedgekeurd. Hoewel de nood aan arbeidershuisvesting groot was, koos de Stad Gent resoluut voor een prestigeproject. De uitvaardiging van een hele reeks reglementeringen verzekerde het prestigieuze en esthetische karakter van de wijk.

Je kunt gerust zeggen dat het Miljoenenkwartier een overzicht biedt van de Gentse interbellum-architectuur. De meeste architecten waren Gentenaars. Zowel de traditionalisten (zoals Maurice Fétu, Charles Hoge en Valentin Vaerwyck) als de modernisten (zoals Geo Bontinck, Jan-Albert De Bondt, Gaston Eysselinck en Geo Henderick) droegen bij aan het uitzicht van deze wijk. Deze architecten kwamen bovendien uit drie verschillende scholen. Elk van deze architectuuropleidingen drukten via hun oud-studenten hun stempel op deze wijk. Architecten die opgeleid waren door de Academie of de universiteit, realiseerden meer modernistische werken dan hun collega’s van de traditionele Sint-Lucasschool die eerder romantisch-decoratief te werk gingen.

De traditionalistische architectuur is vooral op de centrale assen van de wijk te vinden. Niet toevallig staan hier ook de rijkelijkst uitgewerkte woningen van voornamelijk industriëlen en groothandelaars. Hun conservatieve levenshouding duldde dan ook geen revolutionaire architectuur “met een socialistisch geurtje”. Elementen van de decoratieve Art Deco zijn vooral terug te vinden in de rijwoningen. Tenslotte zijn de modernistische stijlen goed vertegenwoordigd in het Miljoenenkwartier.

Vooruitstrevende architecten zochten naar een architectuur die aangepast was aan de eisen van de 20ste eeuw. Tot de laatste groep behoort de expressionistische baksteenarchitectuur. Deze stijl gaat terug op de ‘Amsterdamse School’. Aan je rechterkant zie je hier een voorbeeld van: de ‘Villa Berteloot’ (Congreslaan 40) uit 1929. Geo Henderick gebruikt paraboolvormige dakvensters en erkers, baksteen in verschillende metselverbanden en benadrukt de ingang met siersmeedwerk. Voor het torentje op het dak gebruikt hij een organische vorm.

Aan de overzijde - aan je linkerkant dus - staat een andere villa van dezelfde architect: de ‘Villa Virginie Henderick-Carpentier’ (Paul de Smet de Naeyerplein 1-3). De gelijkenis tussen beide villa’s is treffend. Samen moesten ze als het ware Geo Hendericks “poort tot het Miljoenenkwartier” vormen. Door geldgebrek verkocht de eerste eigenaar - Geo Hendericks zuster - de villa nog tijdens de bouw. De nieuwe eigenaar paste het aan zijn smaak aan. Hierdoor is deze woning veel soberder van stijl en kan het eerder tot de ‘Nieuwe Zakelijkheid’ gerekend worden.

Stap het park in. Net voor het monumentale ‘Ros Beiaard’ vind je een borstbeeld.

Bronzen borstbeeld “Paul de Smet de Naeyer”

De Wereldtentoonstelling werd georganiseerd door de Société Anonyme de l’Exposition Universelle de Gand. Erevoorzitter was de Gentse katoenbaron en voormalige katholieke eerste minister Paul de Smet de Naeyer. Hij overleed trouwens tijdens de Expo. Om het evenwicht in het organiserend comité te garanderen trokken ook de liberale burgemeester Emile Braun, de socialistische senator Emile Coppieters en de ultrakatholieke vlasbaron Joseph Casier de kar.

De Smet de Naeyer speelde als groot-industrieel in de katoennijverheid een belangrijke rol in de economische en politieke geschiedenis van Gent en België. Enerzijds was hij lid in talrijke raden van bestuur - waaronder die van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas en van de Société Générale de Belgique. Anderzijds was hij actief in vrijwel elk politiek niveau én speelde hij een belangrijke rol in het ontstaan van Belgisch Congo.

Wanneer je je omdraait zie je het Ros Beyaert.

Bronzen beeld “Ros Beyaert en de vier Heemskinderen”

Dé blikvanger van de Eregalerij van de Expo was het circa acht meter hoge bronzen Ros Beyaert met de vier Heemskinderen. Het werd gemaakt door de Gentse beeldhouwers Aloïs De Beule en zijn vriend Domien Ingels. De Beule ontwierp een maquette van het beeld al in 1899 voor een tentoonstelling in Dendermonde en recupereerde zijn ontwerp voor de Gentse Expo. 

Het organiserend comité was onder de indruk van het “ultra modern en stout opgevat ontwerp”. De maquette werd goedgekeurd en zo kwam een beeldengroep die qua thematiek niets met Gent te maken heeft, op de Expo terecht. Op de rug van een steigerend paard - uitgevoerd door dierenbeeldhouwer Domien Ingels - zitten de vier gewapende heemskinderen terwijl twee gevallen strijders vertrappeld worden. De Beule stelde de heemskinderen voor als volwassen mannen met krachtige halfnaakte lichamen, strijdlustig in de aanvalshouding. Elke broer draagt zijn eigen wapen: een speer, bijl, slinger en boog.

Stap verder het park in. Centraal vind je een andere beeldengroep

Ros Beiaardbeeld

Bronzen beeldengroep “Schoonheid - Kracht - Wijsheid"

Hier bevond zich tijdens de Expo een heus Waterkasteel. Deze beeldengroep is het enige restant van deze art-decofontein, gemaakt door Jules Van Biesbroeck. Het stelt ‘Schoonheid, Kracht en Wijsheid’ voor. Centraal slaat de gespierde Hercules (Kracht) zijn rechterarm om een jonge halfnaakte vrouw (Schoonheid) met een bloem in de hand, en zijn linkerarm om een gesluierde vrouw (Wijsheid) met een driehoek op haar schoot. Het was van Biesbroecks vriendin die model stond voor de twee dames.

Oorspronkelijk stonden er - net zoals bij het monument voor de gebroeders van Eyck aan de Sint- Baafskathedraal - links en rechts groepen mannen en vrouwen met kransen en vlaggen. Kracht, schoonheid, wijsheid zijn de symbolen van de vrijmetselarij. In 1913 werd er nog geheim over gedaan, al kwam veel geld voor de Wereldtentoonstelling van vrijmetselaars. Met dit beeld gaven ze een duidelijk signaal.

Verlaat het park in zuidelijke richting (als je naar het beeld kijkt, naar rechts).

Bronzen beeldengroep “Schoonheid - Kracht - Wijsheid

Paul de Smet de Naeyerlaan 14

Villa Overfeldt is één van de vroegste realisaties (1927) én één van de weinige art-decowoningen in het Miljoenenkwartier. Het is ontworpen door Oscar Vandenhoeck. De vensters en de deuren hebben sterk uiteenlopende vormen: je ziet er rechthoekige, met afgeschuinde hoeken of naar beneden toe versmallend. Typische art-deco zijn ook de gegolfde lijnen en ruitmotieven. Let ook op de vensters: ze zijn voorzien van prachtige glasramen met een kleurrijke combinatie van geometrische en krullende motieven.

Wandel richting de Krijgslaan. Sla daar naar rechts. Op de hoek met de Vaderlandstraat vind je Villa De Bondt.

Villa Overfeldt

Krijgslaan 124

De villa aan de Krijgslaan 124 was het woonhuis en atelier van architect Jan-Albert De Bondt. Dit vrij monumentale bakstenen gebouw met twee bouwlagen uit 1929 zou de eerste woning met een plat dak in Gent zijn. De geometrische volumes zorgen voor een spel van horizontaliteit en verticaliteit. Een bas-reliëf van de Gentse beeldhouwer Geo Verbanck zorgt voor een sober accent. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd een deel van dit gebouw vernield. Tijdens de heropbouw voegde men achteraan een verdieping toe en verdeelde men de woning in twee.

Stap de Vaderlandstraat in. Aan het eerste kruispunt vind je links de woning “Gaston Eysselinck”.

Vaderlandstraat 120

Op de hoek van de Vaderlandstraat en de Fleurusstraat vind je misschien wel de merkwaardigste woning van de hele wijk. Het is de woning van architect Gaston Eysselinck en wordt beschouwd als één van de beste voorbeelden van de Internationale Stijlbeweging in België. 

Met deze woning gaf hij zijn persoonlijke interpretatie van de 5 principes van de Franse architect Le Corbusier. Om de woning visueel van de grond te tillen geeft hij de sokkel, met garage en kantoorruimte, een donkere kleur. Het horizontale raamtype is aanwezig, maar van een vrije geveloplossing is geen sprake: Eysselinck  kiest  voor  wat  hij een “caisse trouée”, een “doos met gaten” noemt. Hoewel de plattegrond in principe gebaseerd is op het ‘plan  libre’, wordt dit idee niet benadrukt door muren met rondingen: alleen de muur bij de binnentrap is afgerond. Tot slot is er het dakterras met het solarium.

Dat Eysselinck in 1931 een schokeffect teweeg bracht in de wijk, is duidelijk. Het paste niet in de het verwachtingspatroon van de bewoners die hem al snel ‘architect buitentrap’ noemden en zijn woning de bijnamen ‘de witte blok’ en ‘de bunker’ kreeg.

Stap de Fleurusstraat in tot aan de kerk “Sint-Pieters-Buiten”.

St.Pietersaalststraat 84 (parochiekerk Sint-Pieters-Buiten)

We eindigen waar we begonnen zijn: met de parochie ‘Sint-Pieters-Buiten’.

De parochiekerk Sint-Pieters-Buiten werd  opgericht in 1856 naar ontwerp van J.B.  Boterlaere. Door de aanleg van een luxueuze wijk, moest ook de parochiekerk vergroot en verfraaid worden. Als inwoner van de parochie stelde Valentin Vaerwyck voor deze taak belangeloos op zich te nemen. Hij integreerde het oorspronkelijke kerkje in de nieuwbouw. De centrale toren domineert de gevel én het perspectief wanneer je vanuit de Fleurusstraat komt. Ze roept ook een associatie op met de Italiaanse campaniles. Boven het centrale portaal is een beeld van Sint-Pieter aangebracht.

Wanneer je de Sint-Pietersaalststraat uitstapt vind je een tramhalte. De tram brengt je terug naar het startpunt van deze wandeling.