Het Lam Gods en Jan Van Eyck zijn al eeuwen gehuld in een waas van mysterie. Maar zo mogelijk nog mysterieuzer dan het altaarstuk en de schilder zelf, is de diefstal van twee panelen in 1934. Op wat een gewone doordeweekse ochtend in april had moeten zijn, ontdekt de koster van de Sint-Baafskathedraal dat de Rechtvaardige Rechters en Johannes de Doper verdwenen zijn.

Op 11 april 1934 begint koster Van Volsem nietsvermoedend aan zijn ochtendronde in de kathedraal. Pas een paar uur later merkt hij dat het slot van de deur naar de Vijdkapel geforceerd is. Met een kloppend hart en bang voor wat hij zal aantreffen, duwt Van Volsem de deur verder open. Hij treedt de kapel binnen en komt tot de ontstellende ontdekking dat de panelen van de Rechtvaardige Rechters en Johannes de Doper verdwenen zijn. Op de lijst van het altaarstuk zit een briefje met de Franse tekst “Van Duitsland afgenomen door het Verdrag van Versailles.” De koster rent in allerijl naar het bureau van kanunnik Van den Gheyn die op zijn beurt de politie alarmeert. Commissaris Patijn komt ter plaatse om het voorval te onderzoeken en stelt vast dat de ijzeren hengsels waarmee het luik op zijn plaats wordt gehouden, verwijderd zijn en dat de panelen vervolgens uit hun lijst zijn gehaald. De panelen waren veertig jaar daarvoor nog in het bezit geweest van het Kaiser-Friedrichmuseum in Berlijn waar ze in 1894 overlangs in tweeën zijn gezaagd om beide zijden tegelijk te kunnen vertonen. Die ingreep heeft de diefstal van de twee panelen vergemakkelijkt.

D.U.A.

De politie vindt geen enkele vingerafdruk of spoor van de dader(s). Hoewel de diefstal meteen voorpaginanieuws wordt en het hele land in rep en roer zet, blijft het lang stil in het onderzoek. Op 30 april 1934, negentien dagen na de diefstal, wordt de stilte doorbroken en krijgt de bisschop van Gent een Franse dreigbrief waarin de afzender één miljoen Belgische frank losgeld eist. Als de kerk niet met het geld over de brug zou komen, zouden de gestolen panelen vernietigd worden. De brief is ondertekend met de initialen D.U.A. Het briefje dat op de plaats delict achtergelaten was en liet uitschijnen dat de diefstal een Duitse wraakactie is, blijkt dus een afleidingsmanoeuvre te zijn.

Hoewel bisschop Coppieters bereid is om te betalen, krijgt hij geen toestemming van de procureur des Konings en de minister van Justitie. Desondanks houdt hij de schijn dat hij wil meewerken hoog en zet hij de onderhandelingen met D.U.A. verder. Om zijn goodwill te tonen, stuurt de afperser bij zijn derde brief een bonnetje voor het bagagedepot in het station Brussel-Noord. Bij afgifte van het bonnetje overhandigt de baliemedewerker van het depot een groot rechthoekig pakket. Het blijkt het paneel van Johannes de Doper te zijn! De baliemedewerker herinnert zich enkel dat diegene die het pakket afgeleverd heeft een man van ongeveer vijftig is en een puntbaardje heeft. De politie beschouwt de teruggave van het paneel als een teken van zwakte en wil de dader nu in het nauw drijven.

Taxichauffeur

Enkele dagen later volgt een nieuwe brief met instructies. Iemand zou het losgeld komen ophalen en als identificatiebewijs een stuk gescheurd papier meebrengen waarvan de andere helft in de envelop voor de bisschop zit. Nieuw is dat de dief nu met een tussenpersoon werkt. In de brief wordt pastoor Henri Meulepas van de Sint-Laurentiuskerk in Antwerpen aangeduid als degene die het losgeld moet overhandigen. De politie licht de pastoor in en overhandigt hem een pakket met het losgeld. In het pakket zit echter niet het gevraagde miljoen, maar slechts 25 000 frank. Op 14 juni 1934 daagt een taxichauffeur op aan de pastorie van Meulepas. De man overhandigt nietsvermoedend een gesloten envelop met de boodschap dat hij een pakje moet afhalen. In de envelop zit een afgescheurde krantenpagina die perfect past bij de halve pagina die de dader(s) eerder had(den) opgestuurd. Meulepas geeft de chauffeur daarop het pakje met het geld. De man neemt het aan en verdwijnt.

Wat volgt is de ene verontwaardigde reactie na de andere. De dader kan er duidelijk niet om lachen dat het beloofde miljoen uitblijft. Na een moeizame briefwisseling die op niets uitdraait, komt op 1 oktober uiteindelijk de allerlaatste brief. Maar na zes weken stilte gebeurt er iets merkwaardig… Tijdens de bijeenkomst van een politieke partij in Dendermonde krijgt een zekere Arsène Goedertier kort na zijn eigen toespraak een hartaanval. De 57-jarige Goedertier is de eigenaar van een klein bankkantoor in Wetteren en wordt beschouwd als een respectabel man. Door zijn verleden als koster heeft hij bovendien goede connecties met het Gentse bisdom. De ineengezakte Goedertier wordt naar het huis van zijn schoonbroer gebracht waar hij niet veel later sterft.

Laatste adem

Vlak voor zijn dood doet Goedertier een ongelofelijke bekentenis die het verhaal van de gestolen panelen een onverwachte wending geeft. Op zijn sterfbed vertelt hij aan zijn advocaat dat hij de enige is die weet waar het originele paneel van de Rechtvaardige Rechters verstopt ligt. Met zijn laatste adem laat hij de woorden “in mijn bureau, sleutel, kast, map mutualité…” vallen. En dan, zoals het in een melodramatische Hollywoodfilm zou gaan, laat de man op een nogal ongelukkige timing de geest. In de hoop het paneel te vinden, zoekt men in het bureau van Goedertier naar de bewuste map. In de map zit een envelop met kopieën van de dertien afpersingsbrieven aan bisschop Coppieters. Van de Rechtvaardige Rechters geen enkel spoor.  

Al decennialang steken er geregeld theorieën en speculaties over de mogelijke verstopplaats van de Rechtvaardige Rechters de kop op, maar tot nu toe zijn speurders telkens van een kale reis teruggekomen. Of de grootste kunstroof van de 20ste eeuw ooit zal worden opgelost, weet niemand, maar dat het mysterie alleen maar bijdraagt aan de mythe rond Jan Van Eyck en zijn meesterlijke drieluik staat buiten kijf.