1. Vloertegels
Je moet er bijna letterlijk je vergrootglas voor bovenhalen, maar de tegelvloer op de panelen met de zingende en musicerende engelen hebben een prachtig patroon. En niet zomaar een patroon. De blauw-witte tegels zijn gedecoreerd met onder andere het Christusmonogram, het Mariamonogram en voorstellingen van het Lam. Op verschillende tegels is ook het acroniem AGLA te zien. Dat staat voor Atha Gibor Leolam Adonai, “Gij zijt steun in eeuwigheid”. Van Eyck maakt dus zelfs van de allerkleinste details gebruik om het religieuze thema van zijn altaarstuk verder te zetten.
2. Engelenbroche
Het Lam Gods is net als een complexe film die nooit gaat vervelen: hoe vaker je het ziet, hoe meer ingenieuze details je ontdekt. Op het paneel van de zingende engelen draagt de voorste engel een blauwe broche. In die broche is een reflectie van het raam van de Vijdkapel te zien. De Vijdkapel is de oorspronkelijke plaats in de Sint-Baafskathedraal waarvoor het drieluik bedoeld was. Jan Van Eyck zou tijdens het schilderen van zijn meesterwerk zelfs rekening gehouden hebben met de lichtinval van die specifieke plek.
3. Bloemenkroon Maria
Nog een hoekje dat bol staat van de symboliek. Op het geopende altaarstuk draagt Maria een kroon van bloemen, parels en edelstenen. De bloemen verwijzen allemaal naar de maand mei, de Mariamaand. Ook elk afzonderlijk hebben ze een symbolische betekenis die met haar in verband kan worden gebracht. De lelie staat voor maagdelijkheid, de roos voor liefde, het meiklokje is gekend als brenger van geluk en de akelei symboliseert met zijn gebogen blaadjes nederigheid. En toeval of niet, maar op de lijst van de polyptiek staat de datum waarop het officieel in de Sint-Baafskathedraal werd geïnstalleerd: 6 – jawel, je raadt het al – mei 1432.
4. De tang met de tong
Op het centrale paneel staan heel wat figuren afgebeeld, maar wie dacht dat Van Eyck zomaar een horde mensen op doek (lees: paneel) zou gooien, heeft het bij het verkeerde eind. Het is duidelijk dat de Vlaamse meester heel goed heeft nagedacht over de aanbidders van het Lam Gods. In de uiterst rechtse groep met martelaren kan je namelijk twee heiligen onderscheiden: de heilige Livinus en de heilige Stefanus. Livinus is te herkennen aan de tang met tong die hij vasthoudt. Livinus was de patroonheilige van Gent en tijdens een preek in Esse werd zijn tong er uitgerukt door een groep heidenen. Vlak voor hem staat de heilige Stefanus die in zijn dalmatiek een stapel stenen draagt. Stefanus staat bekend als de eerste martelaar. Hij werd gestenigd nadat hij de hogepriester beschuldigde van de moord op Jezus.
5. Pelikaan
Het lijkt wel of Van Eyck er een sport van maakt om zoveel mogelijk details in het altaarstuk te verstoppen. Achter de centrale Godsfiguur hangt een wandtapijt met pelikanenmotief. De pelikaan opent met zijn bek zijn borst om de jongen te voederen. Een symbool dat tijdens de middeleeuwen vaak werd gebruikt en de offerdood van Christus symboliseert. Boven de pelikaan is een bandrol met tekst afgebeeld: IHESVS XPS, ofwel Jezus Christus. Om je een idee te geven over hoe indrukwekkend zijn detailwerk is: de pelikanenjongen op het tapijt zijn slechts 1 centimeter groot!
6. Passiewerktuigen
De figuur waar het op het altaarstuk natuurlijk allemaal om draait is het Lam. Het Lam neemt zo een imposante plaats in op het centrale paneel dat je ogen onmiddellijk naar het offerdier worden gezogen en je bijna zou vergeten dat er zich op de achtergrond nog heel wat afspeelt. De aandachtige toeschouwer ziet dat het bloedende dier omringd wordt door een groep engelen die de passiewerktuigen dragen. Het Lam is namelijk de personificatie van Jezus die zijn leven offert om de mensheid van haar zonden te verlossen. De afgebeelde passiewerktuigen verwijzen naar zijn kruisiging. De twee engelen rechts achter het altaar dragen de geselpaal en een geselroede, links zie je het kruis met de doornenkroon en de lans.
7. Kwatrijn
Van Eyck beperkt zich niet alleen tot de panelen om zich uit te leven met details. Ook de lijsten moeten eraan geloven. In 1823 ontdekt men tijdens het reinigen van de lijsten van de buitenste zijpanelen een kwatrijn, een inscriptie van vier regels. En Jan Van Eyck zou Van Eyck niet zijn als hij er niet iets bijzonder mee zou doen. In de laatste regel zijn een aantal letters gemarkeerd. Als je de Romeinse cijferwaarde van die letters optelt, kom je aan het getal 1432, het jaar waarin het Lam Gods werd onthuld.
Pictor Hubertus e Eyck . maior que nemo repertus
Incepit . pondus . q[ue] Johannes arte secundus
[Frater] perfecit. Judoci Vijd prece fretus
VersU seXta MaI . Vos CoLLoCat aCta tUerI
Het kwatrijn wil zoveel zeggen als:
De schilder Hubert Van Eyck, een groter man werd nooit gevonden, vatte dit werk aan. Zijn broer Jan, de tweede in de kunst, voltooide die zware taak op verzoek van Joos Vijd. Die nodigt u, op 6 mei [1432], met dit vers uit om te aanschouwen wat werd verricht.
Wil je de details met je eigen ogen zien? Kom dan naar Gent en bezoek het beroemdste altaarstuk ter wereld!
Van Eyck en het Lam Gods
Wie was die Jan Van Eyck eigenlijk, en wat maakt het Lam Gods zo speciaal? Ontdek alles op deze pagina’s!