

Zo kostbaar en zo kwetsbaar: ultramarijn
Voor bepaalde blauwe partijen gebruikte Van Eyck ultramarijn. Dat werd gemaakt van lapis lazuli, een blauw gesteente dat uit Afghanistan via Italië tot bij ons moest geraken. De naam ultra-marijn betekent ook letterlijk ‘overzees’. Om het pigment te bereiden moesten de assistenten van Hubert en Jan de kleine steentjes vermalen en filteren, om enkel het puurste blauw over te houden. Dat hele proces maakte ultramarijn ontzettend duur — het pure pigment was zelfs kostbaarder dan goud.

Helaas is ultramarijn ook vatbaar voor ultramarijnziekte: een degradatie van de kleur, vooral in de donkerste partijen met het zuivere pigment. Het blauw wordt er grijzig en dof van. Zo krijg je een raar effect, want de schaduwen worden bijna lichter dan de rest. Het contrast verdwijnt helemaal. Ultramarijnziekte is onomkeerbaar, maar met een voorzichtige retouche kan je het volume weer beter tot zijn recht laten komen. Bij een profeet op het middenpaneel is dat heel goed gelukt. Bij het monumentale blauwe gewaad van Maria, waar we momenteel aan werken, verwachten we een gelijkaardig resultaat.
De mode van de dag
Wanneer we aan de restauratie van een paneel werken, is de eerste grote opluchting altijd het verwijderen van de vergeelde vernislagen. Dat doet alles weer ademen en heropleven. Dat was vroeger eigenlijk niet anders: de mensen die het Lam Gods in de zestiende eeuw overschilderden wilden de dof geworden kleuren weer oplichten. Alleen schilderden ze toen bovenop de verdonkerde vernislagen in plaats van ze te verwijderen. En soms namen ze daarbij extra vrijheden.

Je moet weten: de job van restaurateur bestond vroeger niet. De mensen die het Lam Gods aanpakten in de zestiende eeuw waren zelf kunstschilder. Meestal bleven ze bij het overschilderen trouw aan de compositie van Van Eyck, maar in de gewaden valt op dat ze daar vaak de plooienval vereenvoudigden en de vouwen in de stof ‘zachter’ maakten, volgens de smaak van hun eigen tijd. Dat zie je duidelijk aan het kleed van de engel Gabriël, bijvoorbeeld. Het origineel van Van Eyck is contrastrijker, met scherpe, sterk gedefinieerde plooien.
Het persbrokaat, de grootste uitdaging?
In de laatste fase van de restauratie pakken we het bovenregister van het geopende altaarstuk aan, met Adam en Eva, de zingende en musicerende engelen en de drie tronende figuren. Wat die middelste figuren zo anders maakt dan de vorige panelen, zijn de ‘geperste brokaten’ in de eredoeken achter hen. Persbrokaat is een geraffineerde vorm van textielimitatie waarvoor Van Eyck reliëfs van tinfolie gebruikte, die werden verguld en beschilderd. Die onderliggende folie is mettertijd gaan oxideren en is erg gefragmenteerd, wat de behandeling van de persbrokaten toch wel een huzarenstuk maakt.

Het werk aan de persbrokaten is nu nog volop aan de gang, dus ik ben heel benieuwd tot welk niveau we zullen kunnen gaan. Ook de tegelvloeren zijn spannend. Als we daar de overschilderingen kunnen weghalen, zou het resultaat spectaculair kunnen zijn. Van Eyck schilderde het origineel met transparante verflagen bovenop zilver- en goudfolie. Het zou heel mooi zijn als we ook dat effect in ere kunnen herstellen.

Kathleen Froyen
Restaurateur Kathleen Froyen werkt sinds 2018 voltijds aan het Lam Gods. Ze coördineert het restauratie-atelier in het Museum voor Schone Kunsten en zit in de vele stuurgroepen en adviescomités. Maar liefst van al kruipt ze zelf achter de microscoop voor het echte werk: de restauratie van het magnum opus van Van Eyck.
